13 oktober 2021

Kettingbrekers en Kuddedieren

We hadden een studiedag. Veel docenten geven aan dat de avond vóór een studiedag anders ‘voelt’ dan de avond voor een lesdag. Je hoeft meestal niets voor te bereiden, je gaat wel zien wat er komt. Zouden leerlingen ook zo naar school gaan af en toe? Het thema van de dag was ‘groepsdynamiek en groepsdruk’. Op voorhand al interessant, want daar hebben we in het onderwijs natuurlijk vaak mee te maken. Zowel leerlingen als docenten. Die eerste groep was die dag vrij, dus nóg relaxter dan bij een dagje les, stel ik me zo voor en de tweede groep zat in de personeelskamer. Wanneer er wordt aangegeven dat er ‘vanaf 8.30 uur inloop’ is en de studiedag om 9.00 uur begint, ga je natuurlijk niet om 8.30 al op school koffie zitten drinken. Tenzij je treinschema je daartoe dwingt. Je hoeft een keer niet alvast je spullen in het lokaal van je eerste lesuur te gooien, digiborden op te starten, tafels en stoelen naar jouw wensen te verschuiven en op tijd bij de deur te staan om je leerlingen welkom te heten. Dus? Dus blijven we zitten tot ongeveer één minuut voor negen, wachtend tot de eerste collega opstaat en naar de aula gaat, waar de gastspreker al een tijdje bezig is met het opstarten van z’n Powerpoint, het testen van het geluid en dat soort zaken. En dan, allemaal tegelijk lopen we de trap af en zoeken om vijf seconden voor negen een plekje. Ja, daar ging het dus over. Groepsdruk.

In het inleidende filmpje zagen we een bekend, maar altijd weer verbazingwekkend experiment. In een wachtkamer zit een groep mensen. Ze zijn, op één na, allemaal van tevoren ingelicht. Dat, wanneer er een piepsignaal klinkt, iedereen even opstaat en weer gaat zitten. Ze zitten dus allemaal ‘in het complot’. Behalve die ene, die geen idee heeft waarom de anderen dat doen. Maar na een keer of twee, drie gaat de persoon in kwestie gewoon meedoen, zij het eerst wat aarzelend. En het gaat een flink tijdje zo door. Totdat de anderen één voor één worden weggeroepen en de onwetende persoon alleen over is. Dan komt er iemand binnen die ook van niets weet. En wat gebeurt er? De persoon die eerst de enige was die van niets wist, gaat gewoon weer opstaan bij het piepje. Nu kijkt de ander eerst verbaasd, maar gaat dan óók meedoen. Totdat de hele wachtkamer weer vol zit met een compleet nieuwe groep die gedwee het voorbeeld van de voorgangers volgt. Je moet het zien om het te geloven. Mijn duo-mentor en ik probeerden hetzelfde met onze mentorklas de volgende dag. Een paar leerlingen waren ingelicht. En ook hier gingen na een tijdje steeds meer anderen toch maar meedoen. Eén leerling (her)kende het experiment en bleef lachend zitten.

Groepsdruk. We zijn er vatbaarder voor dan we ons meestal realiseren. Gedrag kopiëren, terwijl je eigenlijk niet weet waaróm je dat doet. ‘Zij deden het óók!’, is een veelgehoorde kreet wanneer bijvoorbeeld een leerling wordt aangesproken op een ‘overtreding’. Maar die ‘zij’ zijn misschien in gang gezet door één ‘initiatiefnemer’, die steeds meer anderen zijn of haar gedrag zag imiteren. Volgers. Meelopers. Kuddedieren. Waarom we dat doen? Vaak om niet de enige te zijn die het NIET doet. Om niet op te vallen. Om ‘veilig’ en onopvallend in die groep te kunnen blijven. Het bestaat al zolang er mensen en dieren zijn. Soms kan het geen kwaad. Even met z’n allen joelen in de aula, omdat het ‘ergens’ begint en je dan maar meedoet. Soms kan het heel veel kwaad. Wanneer het gaat over pesten. Anderen het leven onmogelijk maken. In het klein en in het groot. Om dan op te durven staan en te vragen: ‘Hey, waarom doen jullie dat eigenlijk?’ en het gedrag óm te keren, moet je wel lef hebben. Soms zelfs een held zijn. De ketting (ver)breken. Uit die kudde durven stappen, een andere weg inslaan en kijken of jij ook mensen meekrijgt. Als er één schaap over de dam is….dat dus.

Best goed om af en toe eens bij stil te staan. ‘Waarom doe ik hier aan mee? Wie volg ik eigenlijk? Wil ik dit wel? Wie heeft of hebben hier last van? Wát als ik er NIET aan mee doe?’ En soms is het natuurlijk prima om te roepen: Wat hebben we? Wáár hebben we?’ En dan met z’n allen achter die ene leerling aan te lopen die terugroept: ‘Aardrijkskunde! 106!’ Tenzij het zo’n experiment is. En ja, docenten vragen óók aan elkaar wáár de vergadering is en hoe laat die begint. En volgen dan die ene collega. Soms zijn we herders. Soms óók gewoon schapen. Ik zie dat het alweer zondagavond na twaalven is. Ik ga maar eens slapen. Want dat doen de meeste mensen rond deze tijd. Geen idee waarom, eigenlijk..

Bert Jansen
Docent VC Twello