08 oktober 2020

Zwijgende monden en sprekende ogen

Het was al best vreemd. Juist op plaatsen waar tóch al niemand z’n mond opendeed om een praatje te beginnen moest het. In de trein. In het vliegtuig. En juist op plaatsen waar wél (heel) veel wordt gesproken, geschreeuwd, gezongen, gejuicht, daar hoefde het niet. Een stadion. Een school.
Het mondkapje. 

Het leek al een nieuw fashion item te gaan worden, maar het niet verplichte karakter ervan maakte dat het nog niet helemaal doorbrak. Hier en daar zag je op onze school al een docent met een écht persoonlijk liplapje, bijvoorbeeld in de kleuren van een favoriete club, of met een grappige tekst. En het gaf onze leerlingen nog een béétje het idee dat het ‘oude normaal’ nog niet terug was. En dat ze eigenlijk een beetje afstand van ons moesten houden. En natuurlijk houd je als leerling uit principe al afstand van dat warrig wauwelende volkje dat zich docent noemt, maar om nu elke keer wanneer je er eentje tegenkomt een zwenk van anderhalve meter te maken, als een slalomskiër op een zwarte piste, dát is toch andere koek. Dus kwam het ‘dringende advies’ vanuit Den Haag om toch óók maar die leerlingen te gaan muilkorven met zo’n spuugschuifpuitje. Zo’n virusvangnetje. En tegen een stel hooligans kun je, zelfs als premier, nog eens zeggen: ‘Gewoon gaan zitten en je b… houden!’, maar dat ga je natuurlijk niet doen bij een klas vol leerlingen. Nee toch?

Lang verhaal kort: vanaf deze maandag (ik schrijf deze column op zondag) gaan ook onze kennisklanten bij ‘verplaatsingen in het schoolgebouw’ een mondkapje dragen. Dus bij leswisselingen, waarbij je als docent nog wel eens onbedoeld in een speekseltsunami van lachende, roepende en nét naast hun ellenboog niezende leerlingen belandt. Natuurlijk mag je in de pauze je medische muilkorf even laten zakken voor een hap gezond voer, maar sta je op om ergens anders naartoe te gaan, dan moet je toch écht weer ‘een blad voor de mond nemen’.

Het zal even wennen zijn. Maar hey, we willen jullie toch eigenlijk wel graag blijven zien zónder beeldscherm ertussen, de rest van dit schooljaar. En wanneer dit een béétje kan helpen om dat voor elkaar te krijgen (met de nadruk op ‘voor elkáár, want je doet het ook voor elkaar…), dan gaan we dat toch gewoon (mee)doen met z’n allen? Ook als je Famke heet.

Het zou trouwens niet eens zo gek zijn dat mombakkes ook in de les voor je bakkes te houden. Wanneer je iets wordt gevraagd, laat je je kapje zakken en geef je het (goede) antwoord. En de docent kan dan zeggen: ‘Houd je mondkapje wanneer ik iets uitleg!’ Of: ‘(Mond)Kappen nou! Ik laat niet met me aerosollen!’ Er gaat een heel nieuwe taal ontstaan. Een vrij platte zin als: ‘Zullen we zoenen?’ , of: ‘Goa’j mee brommers kiek’n?’ wordt nu iets poëtisch als: ‘Mag ik een (hartig) hapje van je mondkapje?’ Of: ‘Mi Amore…doe je morgen weer je roze mondkapje voor(eh)?’ Afijn, jullie bedenken ze vast beter dan ik. En…voor al die mensen die zo graag weer carnaval willen vieren..iedereen een mombakkes* voor, de hele nacht zwijgend door de stad lopen, geen alcohol (ook geen alcoLOL en dus geen besmettingen) en de volgende dag raden wie wie was. ‘Hey, was jij gisteravond met carnaval Donald Trump?’ ‘Nee!’ ‘Mark Rutte dan?’ ‘Ook niet! Ik was Famke Louise! Ik deed niet mee!’

En nog iets. De taal van de ogen wordt weer belangrijker. De knipoog komt weer helemaal terug, of moet ik zelfs zeggen: hét knip-oog? De verbaasde blik, de traan van ontroering. Minder ‘bekken’, meer ‘blikken’.

Mond dicht, ogen open. Minder covitten, meer oogstrelen.

Maak van je mondkapje een fashionstatement. (Wie komt met de origineelste naar school?)

Maar laat vooral je ógen spreken de komende tijd.

* ‘Mombakkes’ is een samenstelling die in de zeventiende eeuw gevormd is uit mom en bakkes. Bakkes betekent ‘gezicht’. Een mom was een gemaskerde persoon of het masker zelf. In vermommen ‘verkleden’ zit hetzelfde mom. (Genootschap Onze Taal)