17 november 2022

Brugbuddy’s en nablijfbunkers

Daar zaten ze weer. Ruim honderd brugklassers-to-be, nu nog leerlingen van groep acht. Om te komen meelopen, het leven op een school voor voortgezet onderwijs te ervaren, o.a. door het volgen van een aantal lessen. Onze ‘meeloopdagen’ waren weer begonnen.

Ik mag onze jonge bezoekers en hun meesters en juffen altijd welkom heten en dan vind ik het leuk ze daarna een beetje voor de gek te houden. Door ze bijvoorbeeld te vertellen dat we altijd extra voorzichtig zijn met onze brugklassers en dat ze daarom tot de herfstvakantie een geel hesje dragen in de school. Zodat de andere leerlingen ze goed herkennen en rekening met ze kunnen houden. Dat hun rugtas of rolkoffer bij de deur door onze conciërge wordt gewogen en dat hij bepaalt hoeveel boeken ze eruit moeten halen en in hun kluisje moeten doen. Ik laat dan een vrijwilliger even zo’n (b)rugtas tillen en die krijgt ‘m meestal nauwelijks van de grond. Er zitten dan ook stenen in, in plaats van boeken, maar dat weten ze dan nog niet. Ik laat een foto zien van ons noodgebouw achter de school. De foto is in het donker gemaakt, maar er lijkt wat schimmig licht door de ramen te komen. Erboven staat: ‘Nablijfbunker’. Even tevoren heb ik al gevraagd naar dingen waarvan ze denken dat die ánders zullen zijn in een brugklas, vergeleken met de basisschool. Een leerling zegt: ‘Veel huiswerk’. Ik antwoord: ‘Dat valt erg mee. Eigenlijk willen we het liefst dat je je werk gewoon op school afmaakt. En lukt dat niet, dan maak je het na de lessen af in de ‘nablijfbunker’.  Dat kan wel eens laat worden, maar dan mag je je ouders bellen om iets te eten te komen brengen. Je mag ook iets bestellen en laten bezorgen. We werken hier energiezuinig, dus we doen geen lichten aan in het lokaal. Hier zie je dat er nog een paar leerlingen op hun laptop zaten te werken. Dat is dat lichtschijnsel. Ik maakte deze foto vorige week, toen ik naar huis ging, tegen zessen. Het lijkt heel laat, maar je bent dan wél lekker klaar wanneer je thuiskomt!’

Ik zie een flink aantal gezichten betrekken. Een enkeling kijkt vragend naar een klasgenoot, of naar een meester of juf. Dit kan toch niet waar zijn? Onze eigen brugklassers die helpen bij de meeloopdagen, proberen zo serieus mogelijk te blijven kijken.

Mijn laatste troef is het ‘project brugbuddy’s’. ‘Weet je wat ook heel fijn is aan deze school? Je krijgt als brugklasser iemand toegewezen die jou de eerste maanden tot de herfstvakantie helpt en wegwijs maakt. Dat is iemand uit een hoger leerjaar. Je ‘brugbuddy’. Je gaat na schooltijd met diegene mee naar huis, hij of zij helpt jou wanneer je toch nog wat huiswerk moet doen of moet leren voor een toets. Je krijgt tips van diegene, je blijft daar van maandag t/m donderdag eten en ook slapen en gaat de volgende dag samen weer naar school. De ouders weten er natuurlijk van. In het weekend ben je weer gewoon thuis. Onze brugklassers zijn er heel enthousiast over! Natuurlijk kijken we of we iemand kunnen vinden die van dezelfde basisschool komt als jij, maar dat lukt niet altijd. Maar je leert elkaar heel snel kennen hoor!’ Ik laat op het grote scherm een foto zien van een meisje uit één van onze brugklassen, samen met een leerling uit klas twee. Ze hebben de armen om elkaars schouder geslagen. Hun namen staan erbij, evenals het woord ‘brugbuddy’s’. ‘Het kan ook zijn dat je als jongen een meisje als brugbuddy krijgt. In het geval van déze jongen uit onze brugklas waren de jongens ‘op’. Hij kreeg maar liefst twee meisjes uit klas twee als brugbuddy, dat is namelijk een tweeling en die wilden we natuurlijk niet alletwéé een brugklasser toewijzen’. Nu toon ik een foto van een jongen uit de brugklas, met aan iedere kant één helft van de (vrouwelijke) tweeling. Ik had de foto’s in overleg met deze leerlingen een paar dagen eerder gemaakt. Ze deden gráág mee aan het complot en stonden er dan ook vrolijk lachend op. Het aantal bedenkelijke gezichten neemt nu snel in aantal toe, dus het wordt tijd af te ronden. ‘Wil iemand van jullie iets vragen over wat ik heb verteld?’ Aarzelend gaan er wat vingers omhoog. ‘Eh…MOET je meedoen aan dat project?’ En: ‘Moet je ALTIJD naar dat gebouwtje als je je werk niet af hebt?’ Ik draai de vraag om. ‘Wat denk je zelf?’ Wanneer ze zien dat mijn gezicht nu toch ook langzaam uit de plooi begint te vallen en onze ‘eigen’ assisterende brugklassers nu ook hun lachen toch echt niet meer kunnen inhouden, begrijpen ze het. Er klinkt een collectieve zucht van verlichting die als een bescheiden windvlaag door de aula rolt. Er wordt opgelucht gelachen. Een aantal had het natuurlijk allang begrepen.

Niks hoor. Géén gele hesjes. Géén conciërge met weegschaal, geen rolkoffertjes. Wél kluisjes. Géén nablijfbunker, maar wel een huiswerkbegeleidingsuurtje, waar je je vrijwillig voor kunt inschrijven. Géén hogere-jaars bij wie je moet logeren. Wél een fijne school, waar je sowieso iedereen snel leert kennen en je genoeg hulp krijgt om snel aan het leven als brugklasser te wennen.

Nu neemt mijn collega en brugklascoördinator Marcella het gelukkig over en vertelt onze gasten wat we écht gaan doen op deze dag en wat al die afkortingen en getallen betekenen die op hun rooster staan. Ze had deze dagen tenslotte niet georganiseerd om die leuke groep 8’ers direct weer de school uit te (laten) jagen.

Het werden weer twee geweldige dagen.

Wanneer ze na hun bezoek weer vrolijk naar huis gaan vraagt één van de groep 8’ers bij de uitgang: ‘Meneer, dat van die nablijfbunker was dus niet waar hé?’ Dat beaam ik.
‘Maar…mag je wél eten bestellen hier dan?’
‘Eh…nou…eh…’
Maar hij is al doorgelopen en kijkt nog een keer lachend om.
Was ik er zélf bijna ingetrapt.

Bert Jansen
Docent VC Twello