17 juni 2013

Rouw op je dak

Je hoopt het nooit mee te maken op de school waar jij werkt. Je hoopt dat leerlingen
en collega’s van andere scholen het ook nooit mee hoeven maken. Maar het gebeurt
een keer. Overal waar heel jonge mensen overlijden, wordt ook een school geraakt.
Een leerling van onze school raakte zijn zus kwijt. Zomaar, plotseling, uit het niets.
Uit datzelfde niets kwam de vrachtauto die haar aanreed. Een collega-school in ons
dorp raakte een leerling kwijt. Twee scholen geraakt door één noodlottig ongeval.
Ik wil geen verdriet ‘adopteren’. Want het verdriet van de ouders, broer, naaste familie
en vrienden is natuurlijk onbeschrijfelijk veel groter. Een aantal van ons hoorde het ’s
middags. Twitter en Facebook geleiden berichten sneller dan het licht, in dit geval
sneller dan de duisternis. Veel collega’s en de meeste leerlingen waren al naar huis.
Maar je weet dat de volgende dag iedereen het weet. En dat er een klas binnenkomt
waarvan een leerling en klasgenoot z’n zus heeft verloren. Je weet dat je er iets mee
moet. Er wordt tot ’s avonds laat overlegd, via de telefoon, mail, social media. Natuurlijk zijn er protocollen voor dit soort situaties. Maar iedere situatie is weer anders.
Wie heeft deze klas het eerste uur? Wie is de mentor? Wie zijn meer dan een klasgenoot van deze leerling, of waren misschien zelfs bevriend met zijn overleden zus? De
wereld lijkt even heel klein. En dat is ie ook, in deze omgeving.
De dag erop is er een kamertje ingericht met foto’s en een album om iets in te
schrijven. Voor wie het wil. Een collega komt met een schaal waxines de trap af. Zij
had ‘de klas’ de eerste twee uur. Je moet het toch maar doen. Het was goed gegaan.
Ondersteuning van de mentor. Er is gepraat, gezwegen, (nooit kwamen leerlingen
zo stil de school binnen), gehuild, geschreven. Onze councellor is stand-by om met
leerlingen en/of collega’s te praten. Ook in de eerste pauze hangt de stilte als een
zware loden deken over de school.
De dag staat in het teken van ‘ruimte geven’. Ruimte voor verdriet. Voor wie het wil,
nodig heeft.
We bedenken dat het ook goed is fysiek iets te doen. Iets te maken. Er komt een idee
voor een krans van de klas. En een mandje met opbeurende woorden, iedere leerling schrijft iets. Een paar jongens vinden dat het mandje een mooi kistje moet
worden en gaan aan de slag. Een ander maakt rolletjes van de teksten, lintjes erom.
Lessen worden omgezet om verder te kunnen werken. Ik zit er ook een lesuur bij.
Schrijvend, vouwend, zagend en schurend hebben leerlingen gesprekken over het
leven en de dood, afscheid nemen, hoe, waarom. Persoonlijke verhalen. De sfeer is
heel bijzonder, ontroerend. Er is eenheid, gedeelde smart, ja. Niets hoeft. Veel mag.
De condoleance en uitvaart worden bezocht door meer mensen dan je ooit zou
kunnen bedenken.
De dag erna heb ik de klas. Ze zien er opeens moe uit. We praten wat na, ze zijn
geraakt, onder andere door het aandeel van hun klasgenoot bij de uitvaartdienst.
Ik geef ze een groot compliment voor de manier waarop ze zich hebben getoond
de afgelopen week.
Ik ben trots op m’n collega’s. En op onze leerlingen. Het leven zit raar in elkaar. Oók
deze dagen: een eindexamenuitslag met hopelijk heel veel blije leerlingen. Het/
hun leven gaat door en dat is goed.
Net les gegeven aan klas 3M1. Dennis is er weer. Even met ‘m gepraat. Geweldige vent.
Dennis, we kunnen niet voor je doen wat je het allerliefste zou willen, maar
hopelijk voel je dat hier heel veel mensen zijn die om je geven….
Bert Jansen
Docent VC Twello