10 april 2013

‘Statusstress’

Minister Jet Bussemaker zei kortgeleden in De Volkskrant dat de status
van het beroep van leraar omhoog moet. ‘We moeten zorgen dat iedereen
hier met een leraar of lerares wil trouwen’. Die status had volgens haar
niets met het salaris te maken. Gelukkig maar. De tijd dat je met iemand
trouwde vanwege het kapitaal is toch allang voorbij?
Nou ja, trouwen met een docent (m/v) om die reden lijkt in elk geval een
misrekening. Is deze beroepsgroep dan veroordeeld tot een levenslang
solitair bestaan? Arm en eenzaam te sterven in een opvanghuis voor
hoogbejaarde alleen gebleven docenten? Of gedwongen met elkáár te
trouwen en zo (bij nageslacht) de eigen soort in stand te houden?
‘Ga maar in het onderwijs kindje, dat doen papa en mama ook en kijk eens
hoe gelukkig wij zijn..?!’
Ik ben zelf een pijnlijk voorbeeld van de helft van deze theorie, want
getrouwd met een vrouw die óók binnen het onderwijs werkzaam is.
Onze beide dochters dénken er echter niet over het onderwijs in te gaan,
dus die missie is helaas mislukt.
Het prettige is dat ik in elk geval zeker weet dat mijn vrouw niet op me viel
vanwege de financiële status die ik destijds (ik stond nog maar net voor de
klas) uitstraalde. (Waarop ze wél viel blijft overigens een raadsel.)
Hoe krijgen we, samen met de minister, die status van de leraar dan
omhoog? Academici voor de klas? De vraag is of academici voor de klas
WILLEN. Daar sta je dan, met je rugzak vol masters voor een klas met
allemaal héél andere rugzakjes…
Het helpt in elk geval om positief te spreken over je beroep. De mooie en
waardevolle kanten te belichten. En die zijn er in overvloed. U kent die reclameslogan van die creditcard misschien nog: ‘Sommige momenten zijn
onbetaalbaar.’ In het onderwijs zijn heel veel van die onbetaalbare
momenten. Niet in geld uit te drukken dus.
Ik was een paar weken ziek. Dat is niet leuk. Je voelt je bezwaard, want je
weet dat collega’s jouw lessen en taken moeten (en willen) overnemen.
Je mist het contact met leerlingen. Je doet even niet mee. Dat werkt
allemaal niet statusverhogend voor jezelf. Maar je voelt ook de steun van
die collega’s. Je leest met ontroering dat lieve, bezorgde mailtje van die
mentorleerling. En na een zinvol gesprek met je afdelingsleider begin je
weer. Na het eerste lesuur weet je weer: Ja, dit is mijn baan, mijn wereld.
‘Hee meneer, bent u beter?’ ‘Ja! Maar …vond je me niet goed genoeg dan?’
De leerling lacht, hij snapt ‘m. En wanneer ik mijn collega’s weer zie, weet
ik het zeker: ik zou zó wéér met een docent trouwen.
Bert Jansen
Docent VC Twello